leerkracht op Curaçao

GROOT VERLOF

Toen ik met drie collega’s van de lichting april-mei 1961 op Curaçao aankwam had ik niet of nauwelijks weet van de riante secundaire arbeidsvoorwaarden die voor ons golden. Op de allereerste plaats was ik naar Curaçao gekomen, omdat ik daardoor kon trouwen en er een huis kon krijgen. Om die reden was ik in vaste, pensioengerechtigde dienst getreden bij het R.K.School- bestuur voor minimaal vijf jaar. Eerst gaandeweg begon ik te beseffen wat dat dienstverband betekende: wij behoorden tot de laatste groep die op 50-jarige leeftijd gepensioneerd werd. De groep na ons (juli-augustus 1961) kon pas op 55-jarige leeftijd met pensioen. En wat mij tegen het einde van die vijf jaren bijzonder aantrekkelijk leek was het feit, dat je na zes jaar diensttijd een half jaar met betaald verlof (‘buiten de keerkringen’, zoals dat heette) kon gaan, compleet met reisvergoeding heen en terug voor het hele gezin, mits je daarna nog minimaal één jaar in dienst bleef. Na zes jaar had je dan weer recht op dezelfde faciliteiten.

Het gros van de collega’s en ambtenaren die met groot verlof naar Nederland gingen, boekten daartoe doodeenvoudig een retourticket bij de ‘Stoomvaartmaatschappij Nederland’, die met 2 schepen – de ‘Prins der Nederlanden’ en de ‘Oranje Nassau’ – een 2-wekelijkse dienst Nederland-Curaçao onderhield. Het was een vrij luxe bedoening aan boord en je was vooral met vrienden en collega’s onder elkaar.

Zelf hadden wij na onze nogal ‘stormachtige’ eerste overtocht naar Curaçao voorlopig onze bekomst van een boottocht. Via via vernamen we dat er ook nog andere mogelijkheden waren binnen het budget van de standaard reisvergoeding en dat Dick van de Werff, hoofd reisbureau van de firma Maduro en Curiel, toen nog gevestigd bij het moederbedrijf aan het De Ruyterplein in Punda, zeer creatief was in het benutten van deze reissom.

Na veel vijven en zessen en heen en weer schuiven van de mogelijkheden om binnen het budget te blijven vertrokken mijn vrouw en ik op 1 februari 1967 met de Pan-American naar Mexico City via Panama. Onze dochtertjes van bijna vijf en drie jaar oud bleven voorlopig bij broer Jan, diens vrouw en hun vier kinderen op Curaçao, waar zij op die leeftijd meer vertier hadden dan op onze geplande trektocht. In Mexico City en wijde omgeving raakten we volledig en blijvend in de ban van de Latino cultuur en muziek.

Markt in Toluca, Mexico, 1967
Markt in Toluca, Mexico, 1967

Na een dag of tien vlogen we verder naar Phoenix, Arizona. Daar zetten we de volgende dag onze reis in verschillende dagetappes per Greyhound-bus voort. Ons eerste doel was de Grand Canyon, waar we enkele dagen bleven om van dit natuurwonder te genieten. Via Los Angeles en Highway Nr.1 togen we naar San Francisco. Ook daar maakten we weer een stop-over van enkele dagen. Vervolgens vlogen we naar New York, waar ik na twee dagen alleen achterbleef en mijn vrouw het vliegtuig nam naar Curaçao om de kinderen op te halen. Weer twee dagen later kwamen zij gedrieën aan op Kennedy Airport, waarna wij met z’n vieren met Icelandic Airways via Reykjavik naar Luxemburg vlogen, waar we afgehaald werden.

Zo kwamen we eind februari in Nederland aan. Daar stond onze nieuwe auto al klaar en zetten we ons verlof tot eind augustus voort alvorens met de KLM terug te vliegen naar Curaçao, waar een week later onze auto per boot aankwam. En zelfs de vrachtkosten daarvan vielen, evenals al onze persoonlijke vervoerskosten, binnen het budget van onze standaard reisvergoeding!

Per Greyhound door U.S.A., 1967
Per Greyhound door U.S.A., 1967

Geen wonder dus, dat we, nu we de smaak van dit alternatieve reizen eenmaal te pakken hadden, zes jaar later weer bij Dick van de Werff op de stoep stonden; ditmaal in de nieuwe vestiging aan het Schouwburgplein. En ook deze keer lukte het hem om onze zeer ambitieuze verlofplannen binnen het voor ons geldende reisbudget in te passen, waarbij hij ons met gepaste trots verzekerde dat dit voor hem een van de meest creatieve en uitgebreide arrangementen tot dan toe was.

Zo vertrokken wij op 1 juli 1973 met onze toen 11- en 9-jarige dochters voor een reis, die 3½ maand zou duren voordat wij in Nederland arriveerden, waar we de resterende 3½ maand van ons verlof zouden doorbrengen, alvorens naar Curaçao terug te keren. Onze meisjes, die in de zesde, resp. vierde klas van de lagere school zaten, hadden we voor een half jaar afgemeld. Geen probleem: op Curaçao bestond sowieso (nog) geen leerplicht; ze kregen hun leerboeken mee en pa zou hen in die zeven maanden qua kennis bijspijkeren. Dit laatste lukte zonder meer: aan het eind van het schooljaar gingen ze zonder problemen over naar de brugklas, resp. vijfde klas.

De eerste etappe van onze reis voerde ons per vliegtuig naar San José in Costa Rica, waar we enkele dagen bleven. Vervolgens vlogen we door naar Guatemala. We huurden daar een auto en verkenden het binnenland. Met name de streek rond het meer van Atitlan, omringd door vulkanen en bewoond door de oorspronkelijke indiaanse bevolking, afstammelingen van de vroegere Maya’s, maakte een diepe indruk op ons qua natuurschoon en cultuur. Vooral de markten van Sololà en Chichicastenango, waar de indianen in hun oorspronkelijke klederdrachten hun waren te koop aanboden, waren voor ons fascinerend.

Markt in Sololà, Guatemala, 1973
Markt in Sololà, Guatemala, 1973

Na een week leverden we onze huurauto weer in bij het vliegveld van Guatemala City en vlogen door naar Los Angeles. De eerste paar dagen werden besteed aan het bezoeken van enkele pretparken, met name voor de meisjes. Maar zelf beleefden we ook veel plezier aan attracties als Knott’s Berry Farm, Disney Land en Universal Film Studio’s. Daarna begon de ‘ernst des levens’ en gingen we op stap om een auto en kampeeruitrusting aan te schaffen. Het werd een okerkleurige Ford Pinto stationcar, compleet met namaak-houten panelen op de zijkanten en een bagagerek bovenop, waar de gekochte 4×4 meter grote tent een plaats vond.Vier slaapzakken, stretchers, lampen, gasstel, kookgerei en wat kleiner spul completeerden het geheel: alles bijeen voor $ 207,-! Aan de auto waren we $ 3200,- kwijt.

Arches National Park, Utah, 1973

Op 19 juli vertrokken we voor een tocht van 2½ maand en bijna 13.000 kilometer: van Los Angeles in het zuidwesten naar Montréal in het noordoosten van het continent. De tocht voerde ons langs interessante plaatsen, maar vooral naar Nationale Parken, beroemd om de schoonheid van hun natuur en geologische formaties. Zo mogelijk kampeerden we op campings binnen de Nationale Parken: enorm ruim van opzet, midden in de schitterende natuur en gratis. Je had er lang niet alle faciliteiten van een commerciële camping, maar dat gebrek vingen we op door om de 5/6 dagen, al naar gelang het uitkwam, een motelkamer te nemen.

Onze eerste bestemming was Sequoia Park met zijn enorme mammoetbomen. Yosemite Park maakte grote indruk met zijn door gletsjers uitgeschuurde rotswanden en watervallen. Via de Donner Pas en Lake Tahoe verlieten we Californië en begonnen aan een tocht van zo’n 700 kilometer dwars door de woestijn van Nevada naar Las Vegas. Van daaruit werd de kennismaking hernieuwd met de Grand Canyon. Zion Park met zijn indrukwekkende rotsformaties en Bryce Canyon met zijn filigrainwerk van okerkleurige zandsteen stonden als volgende op het programma. Vervolgens kwamen Monument Valley, Mesa Verde en Arches aan de beurt. Via Salt Lake City met zijn Mormonencultuur en Grand Teton Park bereikten we Yellowstone Park, waar we ruim een week de tijd namen om de talloze geysers en andere vormen van vulkanische activiteit te bewonderen. Omdat het steeds kouder begon te worden vertrokken we op 4 september, met nog een maand voor de boeg, vanuit Yellowstone in oostelijke richting. De volgende ochtend vernamen we via de autoradio dat door hevige sneeuwval ’s nachts Yellowstone Park tot nader order volledig van de buitenwereld afgesloten was…

Intussen vervolgden wij onze tocht via Mount Rushmore met zijn enorme, in de rotsen uitgehouwen presidentenkoppen en Chicago naar Detroit, waar we o.a. de Fordfabrieken bezochten. Via de internationale tunnel trokken we Canada in op weg naar de Niagara Falls. Daar konden we op een mooie camping nog een dag of tien van de prachtige ‘Indian Summer’ en de vele bezienswaardigheden genieten. We verkochten er via een krantenadvertentie onze kampeeruitrusting en trokken via Toronto en Ottawa noordoostwaarts verder. In Montréal scheepten we ons op 4 oktober in op de ‘Alexander Pushkin’, een Russische cruise-boot, die ons via Le Havre en Londen naar Rotterdam bracht. Daar stapten we in onze auto, die als deklading meegekomen was en tuften naar Vaals, om er de resterende 3½ maand van ons verlof door te brengen.

Aan boord van de ‘Alexander Pushkin’, waar we heerlijk verwend werden, hadden we 2 weken de tijd gehad om weer wat op verhaal te komen en te wennen aan het comfort van het ‘normale’ leven. Hier ook hoorden we, dat de Yom Kippur-oorlog uitgebroken was tussen Israël en de omringende Arabische landen. Een en ander leidde o.a. tot de eerste oliecrisis en de daaruit voortvloeiende autoloze zondagen, waar wij in de rest van ons verlof mee te maken kregen. Dank zij onze Amerikaanse auto met Californische nummerplaten konden wij het nog enkele zondagen op vrijwel lege autowegen en straten uitzingen, maar na een absoluut zondagsrijverbod was ook dat voorbij. De rest van ons verlof verliep vrij rustig, de meisjes haalden hun leerachterstand in en eind januari 1974 vlogen we terug naar Curaçao, terwijl onze auto per boot nakwam.

De tocht van bijna drie maanden door de Verenigde Staten en Canada betekende voor ons gezin een voortdurende aanpassing aan soms de meest primitieve omstandigheden. De confrontatie echter met een welhaast ongerepte natuur, de ‘ranger talks’ ’s avonds bij het kampvuur, de ontmoetingen met tientallen interessante mensen: dat alles heeft bij ons onuitwisbare herinneringen achtergelaten.

Grand Canyon, Arizona, 1973
Grand Canyon, Arizona, 1973